Gehoor
Kenmerkend voor WBS zijn de frequente oorontstekingen in de eerste levensjaren. Deze ontstekingen hebben een terugkerend karakter en zijn moeilijk te behandelen. Door de herhaalde infecties stapelt zich vocht op achter de trommelvliezen, waardoor zij minder goed gaan horen. De chronische oorontstekingen nemen af op peuterleeftijd.
Ook typisch voor het syndroom is de overgevoeligheid voor bepaalde scherpe en felle geluiden, zoals het geluid van een stofzuiger, haardroger, boormachine, knallende ballonen, sirenes, handgeklap of plotseling lachen. Dit wordt 'hyperacusis' genoemd en komt voor bij 70 tot 90% van de personen met WBS. Bij het horen ervan maken ze een typische beweging door de handen over de oren te plaatsen. Deze reactie wordt verklaard door het feit dat deze kinderen een lagere gehoordrempel hebben. Eigenaardig genoeg voelen ze zich tegelijkertijd enorm aangetrokken door deze geluiden. Ze hebben ook moeite met drukte en rumoer. Een stille, rustige omgeving strekt dan ook tot aanbeveling.