Spieren en gewrichten
Tot tachtig procent van de kinderen met WBS heeft last van een verminderde spierspanning (hypotonie). Dit kan ertoe leiden dat ze minder goed rechtop kunnen zitten, moeilijker kunnen bewegen, zuigen, hoesten en praten. Ook kwijlen ze daardoor vaker. De meerderheid van de WBS-patiënten heeft daarnaast overstrekbare gewrichten door de verlaagde spierspanning en zwak bindweefsel. Daardoor hebben ze een grotere kans op ontwrichtingen, bijvoorbeeld van de knie. Veel volwassenen met WBS klagen ook over pijn in de ledematen.
Bij kinderen met het Williams syndroom ontstaan gemakkelijk vergroeiingen van de gewrichten. Een vergroeiing van de twee botten in de onderarm, het spaakbeen en de ellepijp is vrij kenmerkend en beperkt de mogelijkheid van het draaien van de onderarm.
Bij volwassenen valt vaak het houterige bewegingspatroon op. Meestal hebben ze ook last van wervelkolomafwijkingen zoals scoliose, lordose en kyfose. Bovendien komt botontkalking (osteoporose) meer voor.
Bij kinderen tussen de twee en twaalf jaar dient er jaarlijks aandacht te worden besteed aan de gewrichten en de wervelkolom. Bij patiënten ouder dan twaalf jaar wordt dit tweejaarlijks geadviseerd.