Artikel 9 - Einde bestuurslidmaatschap; schorsing
Artikel 9 - Einde bestuurslidmaatschap; schorsing
- 1. Einde bestuurslidmaatschap
- Een bestuurslidmaatschap eindigt:
- door aftreden op eigen verzoek;
- door het einde van het lidmaatschap van de vereniging;
- door overlijden of onder curatelestelling;
- wanneer een bewindvoerder of mentor wordt aangesteld wegens geestelijke stoornis;
- door ontslag krachtens een besluit van de algemene vergadering bij besluit genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen;
- wanneer hij in staat van faillissement wordt verklaard, een regeling in het kader van de Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard of hij surséance van betaling verkrijgt;
een en ander met in achtneming van het hierna bepaalde.
- 2. Schorsing door de algemene vergadering
- Een bestuurslid kan te allen tijde door de algemene vergadering worden geschorst. Bij besluit genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen.
De schorsing beloopt ten hoogste drie maanden en kan door de algemene vergadering eenmaal met die termijn worden verlengd. Volgt gedurende de schorsing geen ontslag, dan is de schorsing na het verloop van de termijn geëindigd.
Het bestuurslid wordt in de gelegenheid gesteld zich in de betreffende algemene vergadering te verantwoorden en kan zich daarin door een raadsman doen bijstaan.